Terug naar overzicht

Wat betekent de uitslag van de tweede kamerverkiezingen voor de toekomst van de rechtsstaat?


De verkiezingen van de Tweede Kamer zijn achter de rug. De grote winnaars zijn de liberale en rechtse partijen VVD, D66 en FvD, JA21. De verliezers zijn het CDA en de PVV en de linkse partijen SP en GroenLinks. Wat betekent deze uitslag voor de toekomst van de rechtsstaat? Enigszins laat, slechts zeven dagen voor de Tweede Kamerverkiezingen, verscheen het NOvA-rapport ‘De partijprogramma’s voor de verkiezingen 2021 rechtsstatelijk?’ In dit rapport zijn de rechtsstatelijke paragrafen van de verkiezingsprogramma’s van veertien politieke partijen geanalyseerd door een commissie onder leiding van oud-raadsheer van de Hoge Raad Willem van Schendel. Net als bij de verkiezingen in 2017 is gebruikgemaakt van een zogenaamde QuickScan, die destijds op veel kritiek kon leveren. In deze blog analyseer ik het NOvA-rapport 2021, waarbij ik in mijn bespreking een aantal verkiezingsblog zoals verschenen op Nederland Rechtsstaat betrek.

Trends
Aan de hand van drie criteria zijn de plannen van de politieke partijen tegen het licht gehouden. Houden de plannen rekening met de eis van voorspelbaar overheidshandelen, worden de fundamentele rechten en vrijheden van burgers gerespecteerd en hebben burgers effectieve toegang tot een onafhankelijke rechter? Vanuit de vaststelling dat de rechtsstaat bij alle politieke partijen volop de aandacht krijgt, worden vervolgens acht algemene trends besproken waaronder Europa en internationale verdragen, de Grondwet en immigratie en vluchtelingen.

Asiel en immigratie
De commissie heeft bij zeven van de veertien onderzochte partijprogramma’s voorstellen op het gebied van asiel en immigratie aangetroffen die de toets aan de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan. Vier jaar geleden betrof dat nog vijf van de dertien onderzochte partijprogramma’s. In het algemeen richt de kritiek op de immigratie- en asielparagrafen zich op de partijen in het midden (CDA) en aan de rechterflank (VVD, PVV, JA21 en FvD). Een van de meest ingrijpende voorstellen is het voorstel van de PVV om het verblijfsrecht van Syriërs in te trekken. Maar ook de VVD krijgt kritiek op hun voorstel om de financiering voor rechtsbijstand voor asielzaken te beperken, waardoor mensen in een kwetsbare positie niet de nodige rechtsbescherming kunnen krijgen. In haar verkiezingsblog ging Lynn Hillary destijds uitgebreid in op de bedenkelijke migratieparagrafen van bijvoorbeeld de VVD. Ze merkte op ‘dat de VVD soms aanschurkt tegen het partijprogramma van de PVV’ en ‘de extreemrechtse kiezer lijkt te willen verleiden’. Op het terrein van asiel en immigratie is dus waakzaamheid en externe controle noodzakelijk om de rechtsstaat te beschermen tegen de uitvoering van onrechtsstatelijke voorstellen. Een mooi voorbeeld van externe controle is de commissie-Meijers, een onafhankelijke groep van hoogleraren, rechters en advocaten die het project Waken over de Rechtsstaat in de EU zijn begonnen.

De VVD en internationale verdragen
In de aanloop naar de verkiezingen was er sowieso forse kritiek van academici en oud-rechters op de rechtsstatelijke paragraaf van de VVD. Deze kritiek richtte zich op de voorstellen van de VVD om de rol van de rechter, het internationaal recht en het Europees recht in te perken. Onder druk van de leden werd de rechtsstatelijke paragraaf aangepast. Toch stond deze zinssnede nog steeds in het verkiezingsprogramma: ‘Opschorting van het recht op het aanvragen van asiel in Nederland en sluiting van de Nederlandse grenzen voor migranten (..) Daarvoor kan het VN-vluchtelingenverdrag worden opgezegd of aangepast.’ Het rapport geeft terecht kritiek op deze voorstellen en markeert dit als een plan dat regelrecht in strijd is met de rechtsstaat, aangezien het ‘enkel opzeggen van het VN-vluchtelingenverdrag de overheid nog niet van haar plicht ontslaat om universeel erkende mensenrechten te respecteren en om mensen in verdrukking bescherming te bieden’.

De VVD plaatst zichzelf met dit voorstel in een bredere beweging van kritiek op internationale verdragen, die aan de rechterflank van het politieke spectrum waarneembaar is. Het is de vraag hoe deze tendens zich gaat vertalen in een komend kabinet. Juist rechtse partijen als JA21 en Forum voor Democratie hebben soortgelijke voorstellen, zoals Maurice Adams en Ronald Janse in hun verkiezingsblog uitlegden. Zo bepleit FvD een terugtrekking uit het Internationaal Strafhof en het Europees Hof voor de rechten van de Mens. Ook dit markeert het rapport als een plan dat in strijd is met de rechtsstaat.

De vergeten toeslagenaffaire?
Opmerkelijk is dat het rapport dè grote staatsrechtelijke kwestie van de afgelopen jaren – de toeslagenaffaire–  niet bespreekt, terwijl verschillende verkiezingsprogramma’s (bijvoorbeeld VVD, D66, CDA, PvdA) hier wel op ingaan. Zo stelt D66 bijvoorbeeld op pagina 111 van haar verkiezingsprogramma: ‘Een pijnlijk voorbeeld is de toeslagenaffaire, (..) De basis moet op orde zijn: goede dienstverlening, transparante verantwoording en begrijpelijke communicatie. Dit vergt investeringen in onze uitvoeringsorganisaties zoals de Belastingdienst, het UWV en het CBR’.

De grote vraag aan de opstellers is waarom ze geen aandacht hebben gegeven aan dit voorstel en soortgelijke voorstellen. Te meer aangezien het rapport naast een beschrijving van de voorstellen ook probeert om een aantal trends te schetsen. Het rapport probeert mee te denken hoe onze democratie staatkundig moet worden (her)ingericht, en daarin speelt juist de vraag hoe het geschonden vertrouwen in de grondbeginselen van de rechtsstaat hersteld kan worden.

Wat heet onrechtsstatelijk?
Ook kan de vraag gesteld worden of het rapport niet te ver gaat in de kwalificatie ‘onrechtsstatelijk’ op een aantal punten. Zo wordt constitutionele toetsing bij de PvdA als een goede ontwikkeling gekwalificeerd, terwijl het voorstel van een constitutioneel hof bij andere partijen en passant weer bekritiseerd wordt vanwege het nationalistische motief dat hieraan ten grondslag zou kunnen liggen. Het rapport geeft niet aan welke partijen voor een constitutioneel hof zouden zijn, en geeft ook geen nadere uitleg bij het bekritiseerde ‘nationalistische motief’.

De onderbouwing bij een aantal observaties blijft vaker achter in het rapport. Zo staat er bij trend twee ‘Staatsrechtelijke hervormingen en de Grondwet’ dat ‘partijen diverse nadere voorstellen doen met betrekking tot de Grondwet’. ‘Genoemd kan in dit verband worden de codificatie van Nederlandse waarden, zoals die van de democratische rechtsstaat.’ De lezer is dan benieuwd welke partijen dit doen, maar krijgt hier geen specificatie van. Dit is een gemiste kans.

Artikel 1 boven artikel 23?
Helaas is het rapport vaker wat onvolledig in de weergave van de standpunten van politieke partijen. Als het gaat om de vrijheid van onderwijs wordt hoog opgegeven van een ‘herdefiniëring van artikel 23’. Hierbij kan allereerst de vraag gesteld worden of een herdefiniëring vanuit artikel 1 van de Grondwet wel zo rechtsstatelijk is, aangezien de suggestie wordt gewekt dat artikel 1 boven artikel 23 zou uitgaan, wat een rechtsstatelijke misvatting is. Daarnaast is een aanpassing van artikel 23 Grondwet een te verstrekkende maatregel gezien de reeds bestaande wetgeving, zoals Mirjam van Schaik in haar verkiezingsblog stelde.
Bij de concrete bespreking van artikel 23 in het rapport worden vervolgens alleen het CDA, de PvdA, de PvdD en de SP besproken. Maar een snelle blik leert dat ook andere partijen hier concrete voorstellen voor doen. Zo heeft de VVD een hele paragraaf  over de vrijheid van onderwijs. De VVD pleit zelfs voor een grondwetswijziging‘die bepaalt dat de vrijheid van onderwijs (artikel 23) het gelijkheidsbeginsel (artikel 1) niet mag ondermijnen’. Ondanks dat het rapport slechts ‘een QuickScan’ bevat, zijn zulke ingrijpende rechtsstatelijke voorstellen toch van belang om te bespreken.

Conclusie
Op deze drie punten na, geeft het NOvA-rapport een goed overzicht van de rechtsstatelijke paragrafen van politieke partijen. Er is veel werk verzet om de verkiezingsprogramma’s te analyseren. Het benoemt bovendien de nodige burgerparticipatie en de versterking van de rechterlijke macht, om de grondrechten van burgers te beschermen. Het rapport noemt dit punt als ‘dè rechtsstatelijke opgave die voor de komende vier jaar partijen verbindt’. Het is nu de spannende vraag of en hoe de deelnemers aan een nieuwe coalitie deze opgave gaan oplossen.

Over de auteurs

Maurits Potappel

Maurits Potappel is promovendus aan de Theologische Universiteit Utrecht.

Reacties

Andere blogs van Maurits Potappel
Discussie over de eventuele rol van de Koning bij de kabinetsformatie
De koning kan waardigheid terugbrengen in de formatie
Het Venetië-rapport: van een formele naar een substantieve benadering van rechtsstaat