Terug naar overzicht

Recht en het woud


In een groot deel van Cambodja wint het gezag van de staat pas sinds korte tijd terrein. Met name landrecht speelt in deze ontwikkeling een sleutelrol. De rol van recht in deze expansie van staatsmaat is interessant vanuit zowel politiek als rechtstheoretisch perspectief. Een vraag is welke betekenis van recht leidend is in de ontwikkelingen.

Het boek ‘The Art of not Being governed, a history of Anarchy in the highlands of South East Asia (James Scott, 2010) biedt een interessante kijk op de relatie tussen de hiërarchische ‘valleistaten’ en de egalitaire gemeenschappen in de ontoegankelijke bergketens van het hoogland van Zuid Oost Azië. De schrijver betoogt dat de inheemse groepen in het hoogland geen achtergebleven stammen zijn, maar het sociaal resultaat van verschillende strategieën van mensen met uiteenlopende achtergronden, om aan de controle en druk van belasting en corvee van de valleistaat te ontsnappen. In de opbouw van zijn argument maakt Scott onder meer een analyse van de relatie tussen de vorm van het bestuur en landgebruik. Rijstbouw is de kernactiviteit in de valleistaat. Dit werk kent vele routines en de boeren zijn door de seizoenen aan het land gebonden. Deze omstandigheden maken het eenvoudig voor het bestuur om ze te beheersen. De technieken in het hoogland van landrotatie, verzamelen en het verbouwen van planten met een korte groei periode, waren er daarentegen op gericht om de mobiliteit van de gemeenschap zo groot mogelijk te houden. Mocht de valleistaat beslag willen leggen, dan maakte deze manier van werken het eenvoudig mogelijk om de basis the verplaatsen en de vrijheid te behouden. Ook het niet hebben van een fysiek centrum en een politieke hiërarchie droegen bij aan de flexibiliteit. Het leefgebied van al deze gemeenschappen in de bergen van Azië, ook wel Zomia genaamd, is aldus Scott, te typeren als een groot anarchistisch bolwerk dat in een poreuze en wederkerige symbiose leefde met de burgers in het laagpand. Er was uitwisseling van allerhande goederen, veelvormige migratie, maar geen gelegenheid tot overheersing.

Dit perspectief geeft een  interessante achtergrond aan de recente ontwikkeling van landrecht en landregistratie in Cambodja. Tot zeer recent had de staat slechts in een aantal provincies, de rijstverbouwende gebieden ten westen en zuiden van de Tonle Sap, effectief gezag. Het Noorden, Oosten, lage zuiden en noord westen, daarentegen was ongetemd gebied. Een uitgestrekte en ondoordringbare jungle, in Khmer de ‘prey’ genoemd. Het gebied was een schuilplaats voor verschillende gemeenschappen, waaronder de Samre, (ook wel genoemd de  Por, Samray, of Chong) en verder de PhnongStiengKuyKrung,  TampuanRhade en Jarai en ‘gewone’ inheemse Khmer. Dat deze groepen zich lang aan de staatsmacht konden ontrekken, blijkt bijvoorbeeld uit het werk van de geschiedschrijver Chandler. Hij verhaalt van de moeilijkheden van zowel de Khmer koningen als de Franse kolonisten in het effectief heffen van belasting en organiseren van controle. De geografie was gunstig voor de onderhandelingspositie van de dorpelingen. Dankzij de prey kon de staat de lokale macht zelden volledig bedwingen.

In de laatste paar jaar wordt dit woud echter met schrikbarende snelheid gekapt. De satellietfoto’s laten bijvoorbeeld het verschil zien in begroeiing tussen 2011 en 2013 in het grensgebied tussen Kratie en Mondulkiri dat ooit het hart van de wildernis en in theorie beschermd natuurgebied was. 

2011

2013

De landwet van 2001 is het juridisch kader voor dit hedendaagse landwinningproject. Deze wet is de juridische basis van het grote landregistratieprogramma en de economische landconcessies/ die door de overheid worden uitgegeven om met behulp van buitenlandse  investeringen het land te ontwikkelen. Beide programma’s worden ook gesteund door de international donoren, omdat ze passen in het gedachtegoed dat investering en formalisering van eigendom leiden tot economische groei. Maar kijken we door de bril van Scott, dan zien we vooral een geweldige uitbreiding van de macht van de valleistaat ten opzichte van de ongetemde wildernis. Om beheersing van  het gebied en de mensen mogelijk te maken, wordt de vrije natuur vernietigd, het land geregistreerd en alles op alles gezet om grote plantages te ontwikkelen die eenvoudig kunnen worden geadministreerd.


Om na te denken over de betekenis van recht in dit proces, bieden de twee rechtstheoretische perspectieven, onlangs mooi samengebracht door Julia Chryssostalis, een aanknopingspunt. Beide theorieën gaan uit van het ruimtelijke aspect van ‘nomos’, het Griekse begrip voor recht. Het eerste perspectief is van Carl Schmitt en het tweede van Hannah Arendt.  Beiden gebruiken dus het begrip Nomos om de ruimtelijke dimensie van recht te bekrachtigen, maar ze doen dit op een verschillende manier. Schmitt benadrukt de concrete relatie tussen recht en het gebruik van land. In Schmitt, nomos, as the ‘ordo ordinans’, is de ‘inner measure of an original, constitutive act of spatial ordering’. Het concept van recht, uigedrukt in het begrip ‘Nomos’ betreft de tastbare orde van verkrijging en eigendom. De rechtsvraag in het landrecht en registratie proces is, waar wordt de grens getrokken? Vanuit dit perspectief wordt er in Cambodja op dit moment dus daadwerkelijk ‘rule of law’ gevestigd. De grens van de Nomos, als de grens tussen de rijstvelden en de wildernis, wordt immers ten gunste van de orde en ten nadele van anarchie verschoven. Wat er gaande is, is een proces van eigendomsverkrijging en dus rechtsontwikkeling. In de betekenis van Arendt echter verwijst het ruimtelijke aspect van het woord ‘nomos’ naar de politieke ruimte waarin mensen tussen elkaar betekenis ontwikkelen en bevestigen. Vanuit dit perspectief is het met het vestigen van de Nomos minder goed gesteld. De verwerking van het woud in gekapte en registreerde kavels, is niet direct te definiëren als een proces van het ontwikkelen van betekenis. De kracht van de twee visies zit vooral in het verschil. Dit is zo fundamenteel dat het de dringende vraag oproept; Wat is de betekenis van recht of de ‘rule of law’ in de context van deze landrechtsontwikkelingen?

Voorstanders van de landregistratieprogramma’s zullen beargumenteren dat een gedeelde duiding van de werkelijkheid, zoals Arendt bedoeld,  wel degelijk de basis vormt van deze programma’s. Immers de mantra dat legalisering van land leidt tot eigendomszekerheid, investering, toegang tot bank leningen, markt ontwikkeling en uiteindelijk economische groei, is de drijvende kracht achter deze ontwikkelingen. Bovendien kunnen ze wijzen op de paragraaf in de wet die de erkenning van de rechten van inheemse gemeenschappen regelt en hen in een beperkt gebied enige mate van zelfbestuur geeft.

 

De vraag is echter of deze invulling de lading dekt van het achterliggende idee dat recht een proces is van het scheppen van orde door gedeelde betekenis. Juist de aandacht voor de spatiële karakter van recht in de duiding van ‘nomos’ in het werk van zowel Schmitt als Arendt biedt een aanknopingspunt voor kritiek. Het uitgangspunt in beide perspectieven is immers dat recht en statelijkheid een uitwerking is van de driehoeksverhouding tussen het gezag, de mensen en het land. De macht van de machthebbers wordt van oudsher bepaald door hun capaciteit om de mensen en het land door middel van belasting en corvee te exploiteren. Het is in de onderhandeling over het gebruik van het land dat de verhoudingen met betrekking tot belasting en corvee worden gedefinieerd en de betekenissen van legitimiteit, de balans tussen individuele vrijheid en samenleving, worden vorm gegeven. Het risico van de recente en extern gedreven ontwikkelingen in het landrecht in Cambodja is dat het staatsmacht legitimeert zonder een dergelijke onderhandeling. Dit externe met kennis, macht en financiën bekostigde juridisch instrumentarium ondermijnt daarom de onderhandelingspositie van de mensen in relatie tot de staat en met betrekking tot het gebruik van het land eerder dan dat het hun positie verstrekt. Het instrumentarium institutionaliseert controle en de mogelijkheid tot het eisen van belasting en corvee zonder dialoog over verdelende rechtvaardigheid en de relatie tussen de staat, land en mensen in een duurzame toekomst. Deze  onderwerpen hadden onderdeel van een eigen, home grown, onderhandeling kunnen zijn. Het gebruik van het begrip nomos kan ons misschien helpen herinneren dat we recht het beste kunnen begrijpen als het resultaat van een driehoeksonderhandeling tussen staat, mensen en de feitelijke orde van de dingen, het land. Gedane zaken nemen geen keer. Maar toch. We hadden er denk ik heel wat voor over gehad om in Cambodja zich een ander scenario te laten ontvouwen.

Over de auteurs

Jobien Monster

Jobien Monster is phd-onderzoeker aan de Tilburg University. Haar onderzoek richt zich vanuit rechtstheoretisch perspectief op de rol van het recht in de ontwikkeling van landen die een samenleving opbouwen na een burgeroorlog. Momenteel doet zij onderzoek naar the rule of law in Cambodia and Rwanda.

Reacties

Andere blogs van Jobien Monster
Recht, een ketenroman?
De staat van de Cambodjaanse rechtsstaat