05 Wetgeving en bestuur

Artikel 87 - Aanneming en bekrachtiging


Grondwetsbepaling

  1. Een voorstel wordt wet, zodra het door de Staten-Generaal is aangenomen en door de Koning is bekrachtigd.
  2. De Koning en de Staten-Generaal geven elkaar kennis van hun besluit omtrent enig voorstel van wet.

De bekrachtiging

Na de aanvaarding van een wetsvoorstel door de Eerste Kamer is het materiële deel van de vaststelling van een wet afgerond. Om werkelijk de kracht van wet te verkrijgen, dienen er nog wel enkele formele handelingen te worden verricht. Artikel 87, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat, nadat een voorstel van wet door de beide Kamers van de Staten-Generaal is aangenomen, een wet bekrachtigd dient te worden door de Koning. Die bekrachtiging vindt plaats nadat het wetsvoorstel door het gehele parlement is behandeld. Tijdens de behandeling kunnen er namelijk allerlei wijzigingen in het oorspronkelijke door de Koning ingediende voorstel zijn aangebracht. Verder bepaalt artikel 47 van de Grondwet dat alle wetten en koninklijke besluiten door de Koning en één of meer ministers of staatssecretarissen moeten worden ondertekend. In de wetsprocedure is er sprake van een ‘wet’ nadat een voorstel ook daadwerkelijk is aangenomen door de Eerste Kamer en ondertekend door de Koning en één of meer ministers of staatssecretarissen.

De voorzitter van de Eerste Kamer biedt een aangenomen wetsvoorstel daarom ter bekrachtiging aan de Koning aan. Het originele exemplaar van het voorstel wordt vervolgens door de Koning en de verantwoordelijke bewindslieden getekend. Dit gebeurt door op het originele exemplaar van het wetsvoorstel – links bovenaan op de laatste pagina van het wetsvoorstel – de (handgeschreven) zinsnede op te nemen: 1 Zie T.C. Borman, ‘De wetgevingsprocedure bij de centrale overheid (hoofdstuk 7)’, in: S.E. Zijlstra (red.), Wetgeven; handboek voor de centrale en decentrale overheid, Deventer: Kluwer 2012, p. 334. ‘De Koning bewilligt in het voorstel’, met daaronder de handtekeningen van het staatshoofd. In het zeldzame geval dat de regering zich niet kan vinden in het uiteindelijke door de Kamers aangenomen wetsvoorstel, wordt de weigering tot bekrachtiging op het originele exemplaar van het wetsvoorstel aangegeven met: ‘De Koning houdt het voorstel in overweging.’ Van de bekrachtiging of het onthouden daarvan blijkt niet als zodanig naar buiten (wordt niet actief gepubliceerd).

Na de bekrachtiging voorziet de Koning het wetsvoorstel nog van een tweede handtekening. Ditmaal betreft het de handtekening onder het slotformulier van de wet. In dat slotformulier is een plechtig bevel tot afkondiging opgenomen, het zogenoemde dubbelbevel, waarin onder andere plaatsing van de wet in het Staatsblad wordt gelast (ingeluid met de standaardzin: ‘Lasten en bevelen…’). De beide handelingen, bekrachtiging en het bevel tot afkondiging van de wet, geschieden onder ministeriële verantwoordelijkheid. Daarom moeten beide handtekeningen van de Koning ook worden voorzien van een contraseign. Daartoe wordt het door de Koning dubbel ondertekende exemplaar van het wetsvoorstel door het Kabinet der Koning aan de verantwoordelijke minister(s) toegezonden.2 Er is ook een school van staatsrechtwetenschappers die van opvatting is dat de twee koninklijke handtekeningen het gevolg zijn van de opdracht die art. 47 Gw geeft dat alle wetten en koninklijke besluiten worden ondertekend door de Koning en één of meer ministers of staatssecretarissen. Zie Borman 2012, p. 335 en de daar in noot 181 genoemde literatuur. Daar is misschien wat voor te zeggen, maar voor wie het verder doordenkt, rijst de vraag waarom art. 47 Gw eigenlijk tot een dubbele ondertekening van een wetsvoorstel zou nopen. Het leidt juridisch ook tot een vreemde situatie. Ondertekening bij de bewilligingszinsnede én aan het einde van de wet is eigenlijk dubbelop: een soort dubbele bekrachtiging. En dát kan niet. De bekrachtigingshandeling als juridische handeling heeft een eenmalig rechtsgevolg: een door bekrachtiging tot wet verheven wetsvoorstel. Je kunt nu eenmaal niet eenzelfde besluit tot tweemaal toe bekrachtigen en tot wet verheffen. Wetten in het kwadraat kennen we niet. Ook de contrasignerende bewindslieden tekenen tweemaal, eenmaal voor de koninklijke bekrachtiging en eenmaal voor het koninklijke afkondigingsbevel. Het voorstel heeft daarmee kracht van wet gekregen.

Vervolgens draagt de Minister van Justitie zorg voor de plaatsing van de wet in het Staatsblad.3 Art. 2 Bekendmakingswet. De datum waarop een wet wordt bekendgemaakt in het Staatsblad kan van belang zijn in verband met het tijdstip van inwerkingtreding van een wet.4 Zie art. 7 Bekendmakingswet.

Voetnoten

  1. 1
    Zie T.C. Borman, ‘De wetgevingsprocedure bij de centrale overheid (hoofdstuk 7)’, in: S.E. Zijlstra (red.), Wetgeven; handboek voor de centrale en decentrale overheid, Deventer: Kluwer 2012, p. 334.
  2. 2
    Er is ook een school van staatsrechtwetenschappers die van opvatting is dat de twee koninklijke handtekeningen het gevolg zijn van de opdracht die art. 47 Gw geeft dat alle wetten en koninklijke besluiten worden ondertekend door de Koning en één of meer ministers of staatssecretarissen. Zie Borman 2012, p. 335 en de daar in noot 181 genoemde literatuur. Daar is misschien wat voor te zeggen, maar voor wie het verder doordenkt, rijst de vraag waarom art. 47 Gw eigenlijk tot een dubbele ondertekening van een wetsvoorstel zou nopen. Het leidt juridisch ook tot een vreemde situatie. Ondertekening bij de bewilligingszinsnede én aan het einde van de wet is eigenlijk dubbelop: een soort dubbele bekrachtiging. En dát kan niet. De bekrachtigingshandeling als juridische handeling heeft een eenmalig rechtsgevolg: een door bekrachtiging tot wet verheven wetsvoorstel. Je kunt nu eenmaal niet eenzelfde besluit tot tweemaal toe bekrachtigen en tot wet verheffen. Wetten in het kwadraat kennen we niet.
  3. 3
    Art. 2 Bekendmakingswet.
  4. 4
    Zie art. 7 Bekendmakingswet.

historische-versies?

Lorem ipsum dolor sit amet consectetur, adipisicing elit. Sapiente consequuntur ipsa dolores optio porro ratione culpa aspernatur, voluptatem nostrum, possimus nihil facere natus modi nam, laboriosam a? Nihil, quos ullam?