Terug naar overzicht

Een vaccinatiedrang past uitstekend binnen het EVRM-Regime


Op 8 April 2021 deed de Grote Kamer van het Europese Hof uitspraak in Vavřička and others v. The Czech Republic over vaccinatiedrang bij kinderen. In de uitspraak zijn zes zaken samengebracht en worden twee vragen beantwoord. Mag de overheid deelname aan het basisvaccinatie­programma als voorwaarde stellen voor toegang tot kleuteronderwijs? Ten tweede: mag de overheid een boete opleggen aan ouders van niet-gevaccineerde tieners? Van belang is dat het hier gaat om indirecte vaccinatiedrang: de uitsluiting van ongevaccineerde kinderen van de kleuterschool tot het moment dat de leerplicht ingaat bij het zesde levensjaar (r.o. 73) en een eenmalig opgelegde administratieve boete van plusminus €400 bij ongevaccineerde tieners. Het gaat nadrukkelijk niet om vaccinatiedwang – er wordt geen vaccin toegediend tegen de wil van het kind of de ouders (vgl. r.o. 302) (Voor een bespreking van het onderscheid tussen vaccinatiedwang en vaccinatiedrang zie §3 van Past een vaccinatieplicht binnen het EVRM-regime?). Het Hof concludeert dat de inperking van art. 8 EVRM gelegitimeerd is en dat er geen inperking van art. 9 is aangetoond.

Art. 8 EVRM
Het Hof concludeert dat de inperking van art. 8 voldoende wettelijke basis heeft, ook al is de vaccinatiedrang niet alleen in een wet in formele zin vastgelegd, maar ook gedeeltelijk in een Ministeriële regeling (r.o. 266). De inperking heeft een legitiem doel omdat de betreffende vaccins tegen negen ziekten beschermen die een ernstig gevaar voor de gezondheid kunnen opleveren. Deze bescherming geldt niet alleen voor degenen die de betrokken vaccinaties ontvangen maar ook de mensen die om medische redenen niet gevaccineerd kunnen worden, en daarmee afhankelijk zijn van groepsbescherming via een hoge vaccinatiegraad in de samenleving als geheel. Daarmee beantwoordt ze aan de erkende doelstellingen in de beperkingsclausule van art. 8 lid 2: de bescherming van de gezondheid en bescherming van de rechten van anderen.

Het Hof acht deze vaccinatiedrang gelegitimeerd omdat er brede consensus is onder de verdragspartijen dat vaccinatie een van de meest succesvolle gezondheidsinterventies is, ondanks het feit dat dit doel in sommige landen, inclusief Nederland, met vrijwillige maatregelen wordt nagestreefd. Het Hof concludeert dat een ruime beoordelingsruimte verdragspartijende ruimte laat om ook voor meer dwingend vaccinatiebeleid te kiezen (r.o. 280, 310).

De Tsjechische vaccinatiedrang beantwoordt ook aan een dringende sociale behoefte: de noodzaak om individuen en de volksgezondheid tegen de betrokken ziekten te beschermen, en een mogelijk dalende vaccinatiegraad bij kinderen tegen te gaan (r.o. 284). Het Hof benadrukt hierbij de verantwoordelijkheid van overheden om de ‘best interests’ van kinderen centraal te stellen bij beslissingen die ook kinderen betreffen (cf. art. 3.1 UN Convention on the Rights of the Child). Belangrijk is dat hier niet alleen de belangen van het te vaccineren kind centraal staan. Het Hof verwijst ook nadrukkelijk naar de belangen van kinderen als groep, inclusief de kinderen die zich om medische redenen niet kunnen vaccineren en dus indirect via groepsbescherming beschermd moeten worden (zie ook r.o. 306). Het Hof concludeert dat indien een nationale autoriteit meent dat vrijwillige vaccinatie onvoldoende garanties biedt om groepsimmuniteit te handhaven, dat dan meer dringend vaccinatiebeleid legitiem is (r.o. 288). De administratieve boete en de uitsluiting van de kleuterschool zijn daarom geen disproportionele reacties van de overheid op wetsovertredingen en dus niet in strijd met art. 8 EVRM.

Art. 9 EVRM
Het Hof zag geen schending van art. 9 EVRM omdat de eisers zonder veel argumenten de breed gedragen medische consensus ontkenden dat vaccins veilig en effectief zijn. Het Hof concludeerde dat het domweg ontkennen van medische kennis, zonder inhoudelijke inbedding in een bredere religieuze of filosofisch wereldbeeld, onvoldoende kan gelden als samenhangende persoonlijke levensovertuiging om door art. 9 te worden beschermd.
Om aan de eisen van cogency, seriousness, coherence & importance moet deze dus ingebed zijn in een breder wereldbeeld, bijvoorbeeld een religieus of antroposofisch. (r.o. 335). Ook wordt er een minimale consistentie van opvattingen verwacht om door art. 9 te worden beschermd. Hieraan wordt niet voldaan als ouders sommige vaccins wel accepteren en andere niet (r.o. 317).

Concurring: Rechter Lemmens over vaccins als middel van sociale solidariteit
In het oordeel ligt veel nadruk op het belang van vaccineren als een handeling van solidariteit. Het Hof stelt dat de morele gevoeligheid van de vaccinatiedrang niet beperkt is tot weerstand die het bij tegenstanders oproept. Het Hof benadrukt tegelijkertijd de positieve morele inschatting omdat zo’n vaccinatiedrang bij uitstek een invulling is van de waarde van maatschappelijke solidariteit. In zijn concurring opinion stelt de Belgische Rechter Lemmens dat dit oordeel daarmee een belangrijke boodschap afgeeft. Naast de rechten die we genieten als leden van een samenleving, moeten we ook accepteren dat we niet in isolatie leven en dat dit impliceert dat we soms inperkingen op deze vrijheidsrechten moeten accepteren.

Dissenting: Rechter Wojtyczekover de gedetailleerdheid van feitelijke informatie
Het Hof haakt zonder verdere argumentatie aan bij de algemene (medische) consensus over het vitale belang van vaccins in nationale vaccinatieprogramma’s om de bevolking te beschermen tegen ziekten en die, in geval van ernstige uitbraken, de samenleving kunnen ontwrichten (r.o. 300). Men baseert zich hier op uitspaken van een Tsjechische evenknie van de vaste commissie vaccinaties van de Nederlandse Gezondheidsraad en een gezaghebbend Europees rapport over de rol van Vaccinatiedrang. In zijn dissenting opinion bekritiseert de Poolse Rechter Wojtyczek de meerderheidsbeslissing en stelt dat de inperking van grondrechten een actievere houding van het Hof veronderstelt, en met name een meer gedetailleerde risicoanalyse om te oordelen of de vaccinatiedrang per afzonderlijk vaccin wel legitiem is.

Conclusie: een weinig verrassende uitspraak
Dit soort vaccinatiedrang is ook in Nederland al een aantal jaren het onderwerp van een verhitte maatschappelijke en politieke discussie. Maar het Europese Hof volgt op voorspelbare wijze het bekende toetsingsschema en concludeert zonder veel omhaal dat de maatregel in redelijke verhouding staat tot de legitieme doelstellingen die de Tsjechische staat nastreeft: de bescherming van de volksgezondheid en bescherming van de rechten van anderen. Voor Nederland kan deze uitspraak relevant worden omdat Maarten Hijink (SP) en Sophie Hermans (VVD) een vergelijkbaar wetsvoorstel voorbereiden. Zij willen deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma verplicht stellen als voorwaarde tot toegang tot de kinderopvang, indien de vaccinatiegraad onder een kritische waarde is gedaald. Ik weet niet of dit voorstel politiek levensvatbaar is, maar de Vavřička-uitspraak maakt duidelijk dat er juridische geen obstakels te verwachten zijn.

Over de auteurs

Roland Pierik

Roland Pierik is universitair hoofddocent rechtsfilosofie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft veel geschreven over de regulering van vaccinatie, zowel academisch als in de media. Hij is lid van de Vaste Commissie Vaccinaties en de Commissie Medische Aspecten Covid-19 van de Gezondheidsraad.

Reacties

Recente blogs
Volmachten ronselen: nieuwe regels voor een oud probleem
Promovendireeks 2023-2024
Promovendireeks #11: Mensenrechten en het sociale domein? Mogelijke spanningen tussen de Wmo 2015 en het IVESCR
Het vermeende ‘recht’ op het minister-presidentschap: de implicaties van de conventie van 1977